Een onderwerp dat de ‘juridische pennen’ nogal eens bezighoudt, is dat van de ‘voorwaardelijke verplichting’ in bestemmingsplanregels. Zo’n voorwaarde wordt dan gebruikt om te waarborgen dat bepaalde maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd, voordat een plan wordt ontwikkeld. Het meest sprekende voorbeeld is wel de verplichting eerst een geluidscherm te plaatsen voordat de nieuwe weg wordt aangelegd of bestaande weg wordt verbreed, om zo het woon- en leefklimaat van de bestaande woningen te beschermen. Zie ook de overbekende uitspraak ‘Linderveld’ (ABRvS 22 maart 2006, nr. 200502510/1).
Uitspraak Raad van State
Mij viel in dit kader een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op, van 27 februari 2013 (201210134/1/R2). Het bestemmingsplan dat aan de orde was, maakt de bouw van 28 woningen mogelijk, binnen de gemeente Maasdriel.
Omwonenden vreesden wateroverlast. Buiten discussie was de noodzaak van nieuwe waterberging ter compensatie van het verharden van een deel van het plangebied en het dempen van een sloot. Volgens de gemeenteraad is de realisatie van de waterberging voldoende gegarandeerd, en dat vond de Raad van State uiteindelijk ook. Toch was er in de juridisch bindende bestemmingsplanregels nergens een verplichting opgenomen om de waterberging te realiseren.
Wat bracht de Afdeling er niettemin toe te concluderen dat de waterberging voldoende gegarandeerd was? Verschillende omstandigheden speelden een rol:
- Er heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met het waterschap over watercompensatie, hetgeen tot een positief wateradvies heeft geleid;
- De toelichting vermeldt dat in een bepaald deel van het plangebied watercompensatie zal plaatsvinden, mede in het kader van een stedelijke wateropgave en dat de ‘waterinvulling’ in nauw overleg zal plaatsvinden met het waterschap;
- Voor de waterberging zijn extra gronden aangekocht (door de gemeente): de watercompensatie is dus in de exploitatie meegenomen;
- De aanleg van de waterberging is in handen van de gemeente en maakt deel uit van het bouwrijp maken van de gronden;
- Op de zitting heeft de raad gezegd dat het belang van een tijdige aanleg van de watervoorziening wordt bewaakt door het waterschap;
- De Raad van State ziet het grote belang dat is gediend met de aanleg van de waterberging.
Verder noemt de Afdeling nog dat voor de uitvoering van het plan een watervergunning van het waterschap is vereist, waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden, en waartegen beroep openstaat. Dit laatste punt lijkt mij echter niet direct bijdragen aan de waarborg m.b.t. watercompensatie.
Evaluatie
De Afdeling vindt dat watercompensatie ‘voldoende is gewaarborgd’. En gelet op de bovengenoemde punten is dat standpunt begrijpelijk. Toch zijn alle genoemde punten in zeker opzicht ‘niet-hard’. Ik bedoel: niet juridisch bindend. De toelichting op een bestemmingsplan is niet bindend; dat het waterschap waakt over waterberging is belangrijk, maar zegt niet alles; aangekochte gronden geven eveneens geen garantie; dat geldt ook voor het feit dat watercompensatie hier belangrijk is. Dat wil nog steeds niet zeggen dat de uitspraak van de Raad van State niet verdedigbaar is.
Zou het echter niet eenvoudiger en duidelijker zijn wanneer in dit soort gevallen, waarin de noodzaak tot watercompensatie aanwezig is om (elders) woningen te bouwen, gewoon hoe dan ook de verplichting geldt om daarvoor een juridisch bindende regeling op te nemen in het bestemmingsplan? Dat geeft voor alle betrokken partijen, en niet in de laatste plaats voor de omwonenden, helderheid en (rechts)zekerheid. Geen discussies, geen moeite meer om de uitvoering van de noodzakelijke maatregel ‘voldoende aannemelijk’ te maken. Ik zie op dit moment alleen maar de voordelen daarvan en houd me aanbevolen voor de nadelen.
Het zou me overigens niet verbazen wanneer bij bijvoorbeeld een meer ‘privaat’ project, waarbij een ‘project-omgevingsvergunning’ is verleend voor nieuwbouw, waarbij er een meer lokale watercompensatie noodzakelijk is en waarbij de gemeente een minder prominente rol vervult, de Afdeling wel de eis stelt van een juridisch bindende regeling. Uit de jurisprudentie blijkt namelijk dat de enkele afspraak in een planrealisatie-overeenkomst onvoldoende is (bijv. ABRvS 29 december 2010, 201003274/1/R3).
mr. Sander van Keulen
Bron: Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 27 februari 2013 (201210134/1/R2).